Op twee uur van Parijs, in het hart van het Pays des Flotteurs de bois, ontplooit Clamecy zijn middeleeuwse charme.

Zodra je de oude stad binnenkomt, trekt de toren van de collegiale kerk Saint-Martin je blik. Langs de 55 meter lang blijven je ogen hangen op het delicate stenen kant, het centrale roosvenster en het ballet van waterspuwers, die sinds het einde van de 15e eeuw de tijd hebben getrotseerd.
Aan de voet van het gebouw is de oude stad, een harmonieus architectonisch ensemble uit de 15e tot de 20e eeuw, een beschermd gebied.

In de weldadige schaduw van de steegjes trekken duizend curiosa de aandacht: vakwerkhuizen in okertinten, mascarons die de gevels bezielen, smeedijzeren borden... van de rue de la Monnaie en rue de la Fontaine des Mûres?

Ik ga je een geheim vertellen: heel lang geleden mochten de standbeelden van Clamecy 's nachts rondlopen. Maar op één voorwaarde, ze moesten terug zijn voordat de 12e slag van middernacht klonk vanuit de toren van de Saint-Martin collegiale kerk. Op een nacht werd de Saint-Accroupi overvallen door een "dringend verlangen", hij had geen tijd om terug te keren en werd vervolgens opgesloten in de hoek van zijn huis, tegenwoordig "de Saint-Accroupi" genoemd.